| | Voor de zoveelste keer herhaalde hij dwangmatig de snik en grimlach van Piet Paaltjens in het enige gedicht dat Alois zich uit zijn middelbare schooltijd herinnerde, en in z’n geheel had weten te onthouden uit de bloemlezing “Tijgerlelies”. Hij reciteerde het de laatste weken vaak tegen zichzelf. Hoe toepasselijk in zijn situatie nu. Het sprak hem aan. Hij voelde zich de vertolker van de kleine illusies van een vergeten dichter. Voor de zoveelste keer gaf Alois zich over aan het lispelen van de vertrouwde tekst. Hij kon toch geen pest zien.
‘Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart gezeten in een sneltrein, die den trein, waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.’
Meerdere keren, verbeterde Alois. Een sneltrein kon het nauwelijks worden genoemd. De vaart was er uit.
‘De kennismaking kon niet korter zijn. En toch, zij duurde lang genoeg om mij het eindloos levenspad met fletsen lach te doen vervolgen. Ach!’
Die weemoed! Toch merkwaardig dat anderen het hoogst persoonlijk gevoel van jezelf zo aardig onder woorden kunnen brengen. Bedreigend ook.
‘Geen enkel blij glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.’
Academische poëzie, dat was het. Misschien had Alois er als niet-academicus geen aanspraak op mogen maken. Hij hield het op een onterechte gooi naar iets universeels. Aardig bedacht vond hij zelf.
‘Waarom ook hebt gij van dat blonde haar, daar de englen aan te kennen zijn? En dan, Waarom blauwe oogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!’
Was Haverschmidt brildragend uit ijdelheid? Geen probleem. Het past in mijn belevingswereld.
‘En waarom mij dan zoo voorbijgesneld,
En niet, als ’t weerlicht, ’t rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?’
Zijn tijd ver vooruit. Gewaagd uitgedrukt. Onder studenten mocht dat. Zij vormden toen zeker, maar ook nu nog, een elite die alles moest ervaren, en van wie alles werd getolereerd. Het aanstormende puik van de natie moest erover mee kunnen praten later. Het puik. De pruik. Blond haar. De haar. Het gehate De Haar als concurrerend kastaal. Ook hier dus. Oprukkende rijtuigen. Daar kon hij zich wel wat bij voorstellen gezien het verhoogde tempo nu.
De trein ging over een wissel en Alois slingerde heen en weer. Een niet helemaal vastzittend schuifraam trilde irritant.
‘Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder helsch geratel en gestamp,’
De doodsdreiging die François de poëet-dominee toen al zocht was duidelijk. Daarom klampte hij zich zo vast aan zijn wereldbeeld. Om hun angst voor de dood te bezweren zoeken mensen hun heil in religie en cultuur. De romantische predikant was daar het levende voorbeeld van geweest. Hij had een perfect zelfbeeld dat hem roekelozer deed leven naarmate hij meer voor zijn roekeloosheid werd gewaarschuwd. Egocentrisch gedacht. Stel dat de treinmachinist er net zo over dacht. Dat zou een hele hoop ellende kunnen opleveren.
‘Met u verplet te worden door één tr...’
De klap die volgde was immens. Alois vloog met z’n hoofd tegen een stang en raakte buiten bewustzijn.
[[[Fragment uit de e-roman Alias Luchtkasteel van revers locker ( http://boekenopener.punt.nl).]]]
|
|
| | - Jouw link op deze pagina?
Conolly had er jaren over gedaan een rigoureuze aanzet in elkaar te flansen om tot een visie op de omvang en invloed van het informele rijk van de Kelten en de daaronder vallende wilde verzameling van restvolken en stammen te komen.
Hij wilde er herkenningspunten voor - en een beter begrip van - de euro-amerikaanse asfalt-beschaving mee markeren. Hij had een denkbeeldige slingerlijn getrokken vanuit Bohemen, uitlopend naar Galatië en het Antigone-gebied, van Italië overslaand via Frankrijk naar Zuid-Engeland en Ierland, met komend van de Ligurische kust een Etrurische doorbraak via de Maloja-pas dwars door Zwitserland naar het Zwarte Woud. Een brede verspreiding die onmiskenbaar een uitgelekt bloedspoor over Groot Brittannië liet zien. Hij negeerde Hallstatt als belangrijke vindplaats.
In zijn wereldbeeld paste niet dat ook Hongarije en Spanje onder directe Keltische invloed hadden gestaan. Hij liet dat over aan gedegenereerde Oosterse steppenvolken en Moren. Wel zou volgens zijn broze opvatting een sterke Kelten-concentratie zich langs de toenmalige loop van de Rijn-armen hebben uitgebreid naar de beweeglijke Nederlandse kust, met als belangrijkste vestigingsplaatsen Elten, de Friese Wouden, de omgeving van Midwoud en Kennemerland. Het mystieke centrum en hoogtepunt van de Keltische cultuur had zich naar zijn mening rond 400 jaar voor Christus bij het plaatsje Ecorches in Normandië, de denkbeeldige woon- en geboorteplaats van de hoofdkrijger Vercingetorix, bevonden.
Hij verkneuterde zich in draaiende geschiedenis-wetenschappers in hun onderlinge gekrakeel en was daardoor gerustgesteld: het gaf hem een goed gevoel. Vooral op nuchtere ogenblikken leverde dat een verdere stimulans om in ieder geval niet met de uitbouw van z’n van barden en druïden doortrokken warweb te kappen.
Hij zag het als een erkenning toen zijn bizarre hobby door een hooggeleerde met gevoel voor p.r. mild werd beschreven als ‘het niemandsland tussen populair-wetenschappelijke wijsneuzerij en prikkelende science-fiction’. Zijn antwoord daarop was een aforisme:
“De ongedurigheid van de ruimtemens haalt de fatale toekomst steeds sneller in.”
De volgende nacht sliep hij in met de vraag wat hem toch bezielde. Een reden tot ongerustheid gaf het hem niet.
[[[Fragment uit de e-mailroman Fac,ades.
revers locker
(http:/boekenopener.punt.nl)]]] |
|
| | - Hoger in google?
locker's ironische fictie............
Tegen middernacht spoelden aan de kust bij Yokohama de zwaar verminkte stoffelijke resten aan van een man van middelbare leeftijd en een labrador. In de naaste omgeving werden verspreide stukken van een lichte zeilboot aangetroffen. Identificatie van het lijk van het slachtoffer leverde pas succes op nadat een alarmerende oproep over de vermissing van de 56jarige architect Bill Kawasaki was gecheckt. Hij was met zijn hond de vorige dag uit de jachthaven vertrokken voor een solotocht met zijn ranke zestienkwadraats langs de kust. Hij zou voor het vallen van de duisternis weer terugzijn. Geconcludeerd werd dat hij was omgekomen bij een ongeluk op het water niet ver van de vindplaats. Vermoedelijk was het vaartuig overvaren door een ander, veel zwaarder schip. Niet achterhaald werd dat Bill in volle zee was verrast door een in volle vaart aanstormende zware speedboot die recht op zijn scheepje afkwam. In paniek gooide hij op het laatste moment het roer om. Door deze ongelukkige maneuvre werd zijn namaak-bm juist letterlijk doormidden geklieft, waarbij de binnengehaalde buitenboordmotor werd opengescheurd en ontplofte. Ongelukkiger had het niet kunnen treffen. Bill en zijn hond waren op slag dood. De torpederende motorboot ondervond geen riskante schade van de klap. Het moordtuig racede verder en verdween met een wijde boog uit het zicht. Met de dood van Bill Kawasaki verdween een gerenommeerde onafhankelijke Japanse architect van het toneel, bekend om zijn praktische toepassingen van fung sui. Alom geroemd waren zijn bestuursbijdragen vanuit Osaka aan de internationale beroepsvereniging van futuristische bouwmeesters. Niet minder bekend waren zijn rake kanttekeningen bij de recente ontwikkelingen in de Russisch-orthodoxe kerk. Vooral de wisselvallige voorkeuren van de geestelijke leiders voor de toevallige machthebbers in het land genoten zijn kritische belangstelling. De motorboot werd getraceerd. Voor twee dagen op vooruitbetaling verhuurd, maar eerder naar de ligplaats teruggevaren en keurig afgedekt. De huurder hadden zich niet bij het kantoor afgemeld. De schade werd later ontdekt. Lelijke krassen op de neus en de romp. De politie kon niets met de schade-aangifte beginnen omdat de huurder een valse naam had opgegeven en spoorloos was. Intensieve naspeuringen met hulp van de kustwacht leverde verder niets op. [[[Bron: de e-roman Schijnvuur van locker (http://boekenopener.punt.nl), gratis verkrijgbaar als e-manuscript via boekenopener@live.nl .
|
|
|